e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
talud graaf: grāf (Hoensbroek), grub: grøp (Hoensbroek), kleef: klīǝf (Hoensbroek) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tamme kanarie kanarievogel: kenarievōēëgel (Hoensbroek) Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)] III-2-1
tand tand: taNd (Hoensbroek), tand (Hoensbroek) een tand [ZND A1 (1940sq)] || tand [DC 01 (1931)] III-1-1
tanden van de hooihark tanden: tɛŋ (Hoensbroek) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tandenstoker tandsteker: tandsteaker (Hoensbroek) een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] III-1-3
tandvlees tandvlees: tandvleesj (Hoensbroek), tandvleis (Hoensbroek), tandvleisj (Hoensbroek) tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
tante tant: tant (Hoensbroek) tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2
tarwe tarwe: tɛrǝf (Hoensbroek) Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
tarwebrood grijsbrood: grīēsbrōēd (Hoensbroek), weg: tarwewitbrood  wèk (Hoensbroek) brood gebakken van tarwebloem [N 29 (1967)] || brood van tarwebloem met roggemeel vermengd [N 29 (1967)] III-2-3
tas stenen hoop brikken: hōp˱ brekǝ (Hoensbroek), tas: tas (Hoensbroek) Een hoop gestapelde metselstenen. [N 31, 12; N 98, 158; L 26, 10; S 12; monogr.] II-8