33690 |
talud |
graaf:
grāf (Q039p Hoensbroek),
grub:
grøp (Q039p Hoensbroek),
kleef:
klīǝf (Q039p Hoensbroek)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
19650 |
tamme kanarie |
kanarievogel:
kenarievōēëgel (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
taNd (Q039p Hoensbroek),
tand (Q039p Hoensbroek)
|
een tand [ZND A1 (1940sq)] || tand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tɛŋ (Q039p Hoensbroek)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
18732 |
tandenstoker |
tandsteker:
tandsteaker (Q039p Hoensbroek)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tandvleesj (Q039p Hoensbroek),
tandvleis (Q039p Hoensbroek),
tandvleisj (Q039p Hoensbroek)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20357 |
tante |
tant:
tant (Q039p Hoensbroek)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (Q039p Hoensbroek)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20824 |
tarwebrood |
grijsbrood:
grīēsbrōēd (Q039p Hoensbroek),
weg:
tarwewitbrood
wèk (Q039p Hoensbroek)
|
brood gebakken van tarwebloem [N 29 (1967)] || brood van tarwebloem met roggemeel vermengd [N 29 (1967)]
III-2-3
|
29796 |
tas stenen |
hoop brikken:
hōp˱ brekǝ (Q039p Hoensbroek),
tas:
tas (Q039p Hoensbroek)
|
Een hoop gestapelde metselstenen. [N 31, 12; N 98, 158; L 26, 10; S 12; monogr.]
II-8
|