24055 |
ten volle bediend zijn |
gans bediend zijn:
gans bedeeënd zieë (Q039p Hoensbroek)
|
Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24056 |
ten volle bediend zijn add. |
volle bediening:
vol bediening (Q039p Hoensbroek)
|
Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17632 |
tepel |
deem:
dē̜m (Q039p Hoensbroek)
|
Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-9
|
34320 |
tepel, tet |
mam:
mam (Q039p Hoensbroek)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
de begrafenis bijwonen:
de begrafenis beejwoêne (Q039p Hoensbroek),
naar de begrafenis gaan:
noa de begreffenis goa (Q039p Hoensbroek),
naar de dienst gaan:
noa den dinst goan (Q039p Hoensbroek)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)] || ter begrafenis gaan [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24069 |
teraardebestelling |
begrafenis:
begreffenis (Q039p Hoensbroek),
begroafenis (Q039p Hoensbroek)
|
De teraardebestelling. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33760 |
tetveulen |
zuigveulen:
zȳx˲vȳǝlǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2]
I-9
|
19347 |
tevreden; tevredenheid |
plezier:
met plezeer (Q039p Hoensbroek)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19554 |
theelepeltje |
suikerlepeltje:
soekerlēēëpelke (Q039p Hoensbroek)
|
theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19516 |
theepot |
theepot:
tīēëpot (Q039p Hoensbroek)
|
pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|