21664 |
uit de hand verkopen |
overdoen:
Note: als één antwoord geïnterpreteerd!
(sjnak) uëverdoeë (Q039p Hoensbroek),
verpatsen:
verpatsche (Q039p Hoensbroek)
|
Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18896 |
uitblinken |
uitblinken:
oetblinke (Q039p Hoensbroek)
|
schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19028 |
uitbrander |
berisping:
ein sterke berisping (Q039p Hoensbroek)
|
een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18805 |
uitdenken |
bedenken:
bedinke (Q039p Hoensbroek),
uitkienen:
ōētkienen (Q039p Hoensbroek)
|
door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33185 |
uiteen poten |
wijd:
wit (Q039p Hoensbroek),
wīǝt (Q039p Hoensbroek),
wijd uitereen:
wit utǝrē (Q039p Hoensbroek)
|
De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b]
I-5
|
21827 |
uiten |
uitspreken:
oetspraeke (Q039p Hoensbroek)
|
uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
34189 |
uiterontsteking, mastitis |
ontsteking in de udder:
ontštē̜keŋ en dǝ ødǝr (Q039p Hoensbroek)
|
Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.]
I-11
|
21443 |
uitgaan |
op jats gaan:
op jats gaon (Q039p Hoensbroek)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
dennenwortel:
dɛnǝwǫrtǝl (Q039p Hoensbroek)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
sprongen:
šprøŋk (Q039p Hoensbroek)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|