e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe klei douwaarde: dǫu̯wē̜rt (Hoensbroek), klevenaarde: klēvǝnērt (Hoensbroek) De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44] I-8
blauwe reiger, reiger reiger: reeger (Hoensbroek) reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg dikke vlieg: dieke vleeg (Hoensbroek) Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)] III-4-2
blazen blazen: bloaze (Hoensbroek) Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-2-1
bleek blass (du.): e zuut blas ōēt (Hoensbroek) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
bleek, flets zien blass (du.) uitzien: e zuut blas ōēt (Hoensbroek), een grijs gezicht hebben: hēēë haat ee grīēs gezich (Hoensbroek), vaal uitzien: Dit zegt men ook wel.  e zuut vāāl ōēt (Hoensbroek) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
blijven hangen, blijven plakken blijven plakken: blieve plekke (Hoensbroek), kleven: klêven (Hoensbroek) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: (staon) blieve (Hoensbroek), blieve (Hoensbroek), wachten: wachten (Hoensbroek), zitten wachten: zitte wachtte (Hoensbroek) ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pē̜rstɛnj (Hoensbroek) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
bliksem, bliksemflits bliksem: der bliksem (Hoensbroek, ... ), blits: inne blits (Hoensbroek), weerlicht: wêêrleech (Hoensbroek) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4