24964 |
vloed, hoogtij |
vloed:
vlo:t (Q039p Hoensbroek)
|
vloed [ZND A2 (1940sq)]
III-4-4
|
32902 |
vloeistof in de slijpbus |
essig:
ęsęx (Q039p Hoensbroek)
|
Behalve in water, of ook urine (in L 371 opgegeven), werd de wetsteen vaak in azijn bewaard, om de vettigheid van de grond en van het slijpsel van de zeis of de zicht te houden; vaak werd de azijn dan aangelengd met water; dit geldt voor: azijn L 370, 419, Q9; edik Q 240, 152, 157a, 160, 161, 164, 166, Q 84, Q 155, 162, 163, 168, 168a, 182, 241, Q89; eetje Q 10, 171, 175, 423, 424, Q 8, 9, L 420, Q6. Soms stak men wat stro in de slijpbus opdat de steen dan wat steviger erin bleef zitten en niet onder het maaien uit de slijpbus viel. Voor P 176 en 220 werd nog opgegeven dat men op de steen spuwde. Naast de hieronder als lemma verwerkte opgaven voor "azijn" werd over de gewoonte om azijn te gebruiken nog gewag gemaakt in de plaatsen L 270, 291, 326, 425, 427, Q 7, 33, 34, 35, 93, 96, 99, 99*, 111*, 0112, 112a, 117a, 119, 163, 170, 178, 193, 197, 197a en 204a. [JG 1b, add.]
I-3
|
21784 |
vloek |
vloek:
vlok (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
vlook (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1989)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
21395 |
vloeken |
vloeken:
vloeken (Q039p Hoensbroek),
vlokken (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
vlooke (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1989)] || Vloeken. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
23962 |
vloekje |
vloekje:
vleuëksjke (Q039p Hoensbroek),
vlukske (Q039p Hoensbroek)
|
Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30127 |
vloerplanken |
vloerpanken:
vlūrplɛŋk (Q039p Hoensbroek)
|
De van messing en groef voorziene planken waarmee een houten vloer gelegd wordt. Zie ook het lemma 'Houten vloer'. [N 32, 21b; monogr.]
II-9
|
19702 |
vloertegel |
plavuis:
pləvy(3)̄s (Q039p Hoensbroek)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
19277 |
vlug |
vlot:
flot (Q039p Hoensbroek)
|
vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
17937 |
vlug lopen |
batteren:
B.v. vier koame aa gebattere.
batter (Q039p Hoensbroek),
de pas erin hebben:
he hàd de pas drin (Q039p Hoensbroek),
rennen:
renne (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
vegen:
vēēëge (Q039p Hoensbroek),
B.v. en veeëge! (luid), (angst).
veeëge (Q039p Hoensbroek)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34016 |
vlugger |
hop:
hǫp (Q039p Hoensbroek),
ju-hup:
jȳ høp (Q039p Hoensbroek)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|