e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voergang in een dubbele stal gang: gaŋk (Hoensbroek) In een dubbele stal, waar de koeien met de koppen naar elkaar toe staan, dient de middengang als voedergang en als hij breed genoeg is tevens als opslagplaats voor (groen)voeder. Het lemma omvat benamingen zowel voor de middengang in het algemeen als voor de middengang als voedergang. Zie voor de fonetische documentatie van (voedergang), (voergang) en (voerij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). Zie afbeelding 9. [N 5A, 57a; add. uit N 5A, 48b] I-6
voering, voeringstof voer: vōr (Hoensbroek) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7
voerman op de maaimachine aflegger: āf˱lɛqǝr (Hoensbroek), schobbenmaker: schobbenmaker (Hoensbroek) De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.] I-4
voerschep varkenspan: vɛrkǝspan (Hoensbroek), voerpan: vōrpan (Hoensbroek) Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b] I-11
voertuig gerij: gǝręi̯ (Hoensbroek), geveer: gǝvē̜r (Hoensbroek), wagel: wagel (Hoensbroek) Algemene benaming voor de vracht- en personenvoertuigen. [N 17, 15; N 17, 99; N G, 59; L 28, 24; monogr.] || de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)] I-13, III-3-1
voet voet: vo:t (Hoensbroek), voot (Hoensbroek) een voet, (voeten) [ZND A2 (1940sq)] || Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] III-1-1
voet, maat van 0,28 m voet: voot (Hoensbroek) de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)] III-4-4
voetganger voetganger: vootgänger (Hoensbroek) een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)] III-3-1
voetgebeden voetgebeden: vootgebeeëde (Hoensbroek) De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)] III-3-3
vogel, algemeen vogel (enk.): voeëgel (Hoensbroek, ... ), mv.  voeëgel (Hoensbroek, ... ), vogel (mv.): mv.  vuëgel (Hoensbroek, ... ) vogel III-4-1