30092 |
voorgevel |
buitenmuur:
būtǝ[muur] (Q039p Hoensbroek),
voorgevel:
vȳrgīǝvǝl (Q039p Hoensbroek)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
17747 |
voorhoofd |
ster:
šteeər (Q039p Hoensbroek)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18889 |
voornemen |
plan:
ein plan (Q039p Hoensbroek)
|
wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen:
veurnemen (Q039p Hoensbroek),
vuuërnumme (Q039p Hoensbroek)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19007 |
voornemens zijn |
het voornemen hebben:
⁄t veurnemen hebben (Q039p Hoensbroek)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17852 |
vooroverduikelen |
de krollemol slaan:
der krollemol sjloa (Q039p Hoensbroek),
duikelen:
duikelen (Q039p Hoensbroek),
dūūkele (Q039p Hoensbroek),
stolpern (du.):
sjtulpere (Q039p Hoensbroek)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
veurraod (Q039p Hoensbroek),
voorraad (Q039p Hoensbroek)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21504 |
voorschieten |
voorschieten:
vuursjeete (Q039p Hoensbroek),
vuursjeten (Q039p Hoensbroek),
vūūër-sjeete (Q039p Hoensbroek),
vüarscheete (Q039p Hoensbroek)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33353 |
voorstal, voedergang |
het voorste:
ǝt ˲vȳrštǝ (Q039p Hoensbroek),
voergang:
vōrgaŋk (Q039p Hoensbroek)
|
Het voorste gedeelte van de stal, gelegen tussen de (brand)muur van het woongedeelte en de voedergoot van de koeien. In een enkele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar het woongedeelte gekeerd staan, is het tevens de voedergang. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de staart naar elkaar toe staan, is de voorstal meestal de wat bredere voedergang langs de voorste rij koeien. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar elkaar toe staan, bevindt de voorstal zich opzij van de dubbele koeienstand. In een dubbele langsstal, waarin twee rijen koeien in de lengterichting van de stal staan, is het de vrije ruimte tussen het woonhuis en de dubbele koeienstandplaats. In de voorstal wordt het voer klaar gemaakt, wordt voer voor direct gebruik bewaard en bevinden zich toestellen en machines, zoals bietensnijmachine en veevoederkookketel. De voorstal is soms een tussen stal en keuken gelegen, apart vertrek geworden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 8. [N 5A, 34a, 40a, 46a en 48a; N 4, 72 en 77; S 50; monogr.]
I-6
|
33355 |
voorstaldeur |
buitendeur:
būtǝdȳr (Q039p Hoensbroek),
staldeur:
[staldeur] (Q039p Hoensbroek),
zijpoort:
zipǫǝrt (Q039p Hoensbroek)
|
De deur van de voorstal, de gebruikelijke toegang voor personen tot de stal, waardoor tevens het groenvoer naar binnen wordt gebracht. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen (koestaldeur), (staldeur) en (stalpoort) het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3). [N 5A, 34b en 53b; add. uit N 5A, 53c]
I-6
|