18268 |
want |
want:
wante (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek)
|
wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21743 |
wapen |
wapen:
woape (Q039p Hoensbroek)
|
een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21741 |
wapenschild |
schild:
schild (Q039p Hoensbroek)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm (Q039p Hoensbroek),
wɛrm (Q039p Hoensbroek)
|
warm (weer) [ZND A1 (1940sq)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19714 |
wasbord |
wasbred:
wesch-brēēd (Q039p Hoensbroek)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
19658 |
wasgoed |
(de) strijk:
(het geheel wordt ook vaak zo genoemd, ongeacht of dit bestond uit delen die wel of niet gestreken moesten worden).
de sjtrīēëk (Q039p Hoensbroek),
was:
wesj (Q039p Hoensbroek),
(de wesj is drËËëg= de was is droog).
wesj (Q039p Hoensbroek),
(de wesj is reen= de was is schoon).
wesj (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)]
III-2-1
|
32545 |
wasmand |
wasmandel:
wɛšmaŋǝl (Q039p Hoensbroek)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
23443 |
wastafeltje in de sacristie |
lavabo (lat.):
d`r lavabo (Q039p Hoensbroek)
|
Het wastafeltje of fonteintje in de sacristie, lavabo. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
buut:
buut (Q039p Hoensbroek),
buutje:
buutje (Q039p Hoensbroek)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
wesjvrouw (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)]
III-2-1
|