e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weesgegroet weesgegroet: weesgegroet (Hoensbroek) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weesgegroetkralen gewone kralen: geweun kralle (Hoensbroek) De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3
weg weg: wɛx (Hoensbroek) weg [RND] III-3-1
weg over het erf hofpad: hǭfpāt (Hoensbroek) Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111] I-8
wegwijzer wegwijzer: weegwiezer (Hoensbroek) een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)] III-3-1
wei band: bēǝnt (Hoensbroek), beemd: bęmt (Hoensbroek), gras: grās (Hoensbroek), wei: wē̜i̯ (Hoensbroek), węi̯ (Hoensbroek) In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-8
weigerachtig niet doen: neet doon (Hoensbroek) geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
weiland in het algemeen waas: wās (Hoensbroek), wei: wei̯ (Hoensbroek), węi̯ (Hoensbroek) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
welbespraakt zijn vlot spreken: vlot spraêke (Hoensbroek) welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
welig groeiend gelps: gelpsj (Hoensbroek), vlot (groeien): ideosyncr.  vlot greuje (Hoensbroek) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] III-4-3