e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenzwaluw, zwaluw zwalber: sjwalbel (Hoensbroek), sjwalber (Hoensbroek), šwalbə (Hoensbroek) boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boerin mede-eigenares: mit eigenares (Hoensbroek), mevrouw: mevrouw (Hoensbroek) de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] III-3-1
boertig drollig: drôllig (Hoensbroek) met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)] III-1-4
boete boete: boete (Hoensbroek, ... ), bote (Hoensbroek) Boete [de boes]. [N 96D (1989)] || een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-3
boezem goot: gut (Hoensbroek) boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1995)] III-1-1
boezeroen kiel: keel (Hoensbroek), werkdaagshemd: weerdes hemme (Hoensbroek) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bokking bokkem: bukkum (Hoensbroek) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhoad (Hoensbroek), bolhood (Hoensbroek), bolhoot (Hoensbroek), bòlhood (Hoensbroek), bólhood (Hoensbroek), bolhoedje: bolheutje (Hoensbroek) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen tietz: tietsj (Hoensbroek, ... ) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen bolle wangen: bol wangen (Hoensbroek), dikke bakken: dieke bakke (Hoensbroek) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1