21782 |
winkel |
winkel:
inne winkel drieëve (Q039p Hoensbroek),
winkel (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
voeren
inne winkel veure (Q039p Hoensbroek)
|
het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] || winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21778 |
winkel drijven |
winkel drijven:
inne winkel drieëve (Q039p Hoensbroek),
winkel voeren:
voeren
inne winkel veure (Q039p Hoensbroek)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21881 |
winst |
voordeel:
veurdeil (Q039p Hoensbroek),
vuurdeel (Q039p Hoensbroek),
winst:
wins (Q039p Hoensbroek)
|
de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18676 |
winterkleren |
wintergoed:
wingtergood (Q039p Hoensbroek),
winterkleren:
wingter kleier (Q039p Hoensbroek),
winterklijer (Q039p Hoensbroek),
wintjerkleijer (Q039p Hoensbroek),
wintjerklèjer (Q039p Hoensbroek)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
wingterkuuëningsjke (Q039p Hoensbroek)
|
winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mōǝrǝ (Q039p Hoensbroek),
mūǝrǝ (Q039p Hoensbroek),
wintermoren:
weŋtǝrmūǝrǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
22373 |
wip |
veer:
vēr (Q039p Hoensbroek),
wip:
wep (Q039p Hoensbroek)
|
Veerkrachtige lat tegen de zolder die met de karnstok verbonden is. De wip dient om het karnen te vergemakkelijken. [N 12, 52, 53 en 54; A 7, 20]
I-11
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wipnaas (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
wipneusje:
wipnèèske (Q039p Hoensbroek)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19306 |
wispelturig |
huichelachtig:
huîgelechtig (Q039p Hoensbroek),
wispelturig:
wispelturig (Q039p Hoensbroek)
|
nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] || steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25093 |
wisselen |
omruilen:
umruule (Q039p Hoensbroek),
omzetten:
omzetten (Q039p Hoensbroek)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|