21009 |
bolster van een noot |
bast:
ideosyncr.
bas (Q039p Hoensbroek),
schaal:
sjaal (Q039p Hoensbroek)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
32326 |
bom, spon |
spon:
špon (Q039p Hoensbroek)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
32322 |
bomgat, spongat |
sponlok:
šponlǭk (Q039p Hoensbroek)
|
De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.]
II-12
|
20661 |
bonenkruid |
bonenkruid:
bōēënekrōēd (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
bonenkruidje:
ideosyncr.
boenekruudje (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
26707 |
bonk- of grauwveen |
humuszand:
humuszand (Q039p Hoensbroek)
|
De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a]
II-4
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bònnet (Q039p Hoensbroek)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
pels (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek),
pils (Q039p Hoensbroek)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw houwen:
bond ɛn blāuw Xəhaouwə (Q039p Hoensbroek)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
18629 |
bont geruite langwerpige omslagdoek |
bonte plag:
bónte plak (Q039p Hoensbroek),
omslagdoek:
umsjlaagdook (Q039p Hoensbroek),
plag:
plak (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
sjpech (Q039p Hoensbroek)
|
specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)]
III-4-1
|