32891 |
daverwaat |
daverwaat:
dāvǝrwāt (Q039p Hoensbroek)
|
Blad van de zeis dat zijn spanning heeft verloren en "klappert" bij het maaien. Dit kan gebeuren wanneer het blad door veelvuldig gebruik en wetten te dun is geworden en de zeis versleten raakt. Maar een zeis kan ook "daverwatig" worden als er ondeskundig is gehaard, onregelmatig of te ver van de eigenlijke snede af, naast het haarpad, of wanneer er te lang op één en dezelfde plaats is geslagen. Men vindt in dit lemma substantieven (zoals daverwaat (subst. èn adj.), daverblad, klapzeis), adjectieven (zoals daverwatig, klapperwatig, versleten) en uitdrukkingen (zoals er zit de koekoek in of de zeis fronselt) bijeen. [N 18, 89; monogr.]
I-3
|
23992 |
de absolutie geven |
absolutie (<fr.) geven:
abselusen geëven (Q039p Hoensbroek),
absolutie geeëve (Q039p Hoensbroek)
|
De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23256 |
de avond luiden |
de avondsklok luiden:
de oavesklok (Q039p Hoensbroek)
|
Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18898 |
de baas spelen |
beheren:
beheren (Q039p Hoensbroek),
de baas spelen:
d⁄n baas speule (Q039p Hoensbroek)
|
de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || de verantwoording hebben over een zaak of instelling [beheren, regeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25432 |
de buik opensnijden |
opensnijden:
ōpǝnšniǝn (Q039p Hoensbroek),
ǭpǝsni-jǝ (Q039p Hoensbroek)
|
De buik opensnijden om de ingewanden eruit te kunnen halen. [N 28, 56; monogr.]
II-1
|
23888 |
de catechismusles bijwonen |
in de catechismus zijn:
in de katechismus zieë (Q039p Hoensbroek),
volgen:
volgen (Q039p Hoensbroek)
|
De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23892 |
de catechismusles verzuimen |
de catechismus schwnzen (du.):
de katechismus sjwense (Q039p Hoensbroek),
overslaan:
euversleun (Q039p Hoensbroek)
|
De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24052 |
de communie brengen aan een zieke |
communie (<lat.) dragen:
kemunne droagen (Q039p Hoensbroek),
de communie (<lat.) brengen:
de communie bringe (Q039p Hoensbroek)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23471 |
de doodsklok luiden |
doodluiden:
het loewt doeëd (Q039p Hoensbroek)
|
Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20395 |
de echtelijke staat |
getrouwd leven, het -:
getrouwd leëven (Q039p Hoensbroek),
getròwd leeëve (Q039p Hoensbroek),
trouw, de -:
tròw (Q039p Hoensbroek)
|
de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)]
III-2-2
|