e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekken dekken: dekke (Hoensbroek), dękǝ (Hoensbroek) Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] I-12, III-4-2
deklatten daklatten: dāklatǝ (Hoensbroek) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
dempig dampetig: dampǝtex (Hoensbroek), dempig: dɛmpex (Hoensbroek) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: de den (Hoensbroek), dennenboom: ideosyncr.  dennenboum (Hoensbroek) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenappel dennenappel: d’r denneappel (Hoensbroek), dennenknop: ideosyncr.  denneknoep (Hoensbroek) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] III-4-3
dennentakje met een harsknopje harsbolletje: ideosyncr.  harsbölke (Hoensbroek) Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)] III-4-3
dennentakje met een pluim pluis: ideosyncr.  pluus (Hoensbroek) Een takje met een pluim, aan een den (plos). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel handaar (sic): handoar (Hoensbroek), penwortel: de pen-wôrtel (Hoensbroek), stronk: ideosyncr.  strōnk (Hoensbroek), wortel: de wòrtele (Hoensbroek) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] || penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3
desemen kneden: kneije (Hoensbroek) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
deugd deugd: deug (Hoensbroek), dêûgd (Hoensbroek) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3