e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog weer droog: trûûc h (Hoensbroek) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek droogdoek: druuëgdook (Hoensbroek), schotelsplag: sjòttelsplak (Hoensbroek), theedoek: tiēëdook (Hoensbroek) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
drop suikerpek: sôkkerpaek (Hoensbroek) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater suikerpek: sokkerpaek (Hoensbroek) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer miezerig (weer): miezerig (Hoensbroek), nat (weer): naat (Hoensbroek, ... ), nāt (Hoensbroek), regenachtig (weer): rēēëgen echtig (Hoensbroek), zouwel(weer): zauwelweer (Hoensbroek), zouwelig (weer): zòwelig (Hoensbroek) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
druiventros druiven: droeve (Hoensbroek) I-7
druk heen en weer lopen bijzen: (hin en weer) bieze (Hoensbroek), heen en weer bijzen: (hin en weer) bieze (Hoensbroek), rondbijzen: rôndbieze (Hoensbroek), rondrennen: rondrennen (Hoensbroek) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druk praten druk praten: drôk praôte (Hoensbroek) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukte, gedoe troebel: troebel (Hoensbroek), trubbel: trubbel (Hoensbroek) een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] III-1-4
druktemaker druktemaker: drökte maeker (Hoensbroek) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] III-1-4