e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afdingen afdoen: aafdoeë (Hoensbroek), afpingelen: aafpingele (Hoensbroek, ... ), afpingelen (Hoensbroek, ... ), Note v.d. invuller (zie ná vraag 142):  aafpingele (Hoensbroek), pingelen: pingele (Hoensbroek), sjacheren: sjachere (Hoensbroek) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1
afgesneden laars lage stevel: lîêg stjtîêvele (Hoensbroek) laars, afgesneden ~ [vlaglaars] [N 24 (1964)] III-1-3
afgetrokken zeug afgezoken zeug: af˲gǝzōkǝ [zeug] (Hoensbroek) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afgunst afgunst: aafguns (Hoensbroek), jaloezie (<fr.): jaloezie (Hoensbroek) Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3
afgunstig jaloers: jelōēs (Hoensbroek), sjloeës (Hoensbroek) Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) pony: ponnie (Hoensbroek, ... ), pônny (Hoensbroek) haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)] III-1-1
afhuiden afdoen: āfdōǝ (Hoensbroek), afstropen: āfštrø̜jpǝ (Hoensbroek), villen: vɛlǝn (Hoensbroek) Met behulp van een rond mes snijdt men, de hand soepel vanuit de pols bewegend, de huid los van het lijf. In P 108 werden kalveren met een fietspomp opgeblazen, waardoor de huid lichter werd. Zodoende kon men die makkelijker verwijderen. [N 28, 51; monogr.] II-1
afkalven afbrakkelen: (aaf)bràkkele (Hoensbroek) afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4
afkoken groente kort koken: greunte kortkoêke (Hoensbroek) Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)] III-2-3
afkomst komaf: komaaf (Hoensbroek) afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)] III-2-2