18116 |
eelt, eeltknobbel |
eelt:
eelt (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
kwert:
kwēēëte (Q039p Hoensbroek),
zwel:
(sjwēële) (Q039p Hoensbroek)
|
eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
spatbel:
špatbɛl (Q039p Hoensbroek)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
18942 |
een aanmerking maken |
afkeuren:
aafkeure (Q039p Hoensbroek),
berispen:
berispen (Q039p Hoensbroek)
|
een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
aafloat verdeene (Q039p Hoensbroek)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21811 |
een bevel opvolgen |
pareren (<lat.):
WNT: pareeren (I), Uit lat. parêre, gehoorzamen, overgenomen in de rechtstaal en vandaar ook in ruimer gebruik. Van een bevel, eene opdracht enz. Het volvoeren, volbrengen, nakomen.
parere (Q039p Hoensbroek)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən bōͅtram šmīərə (Q039p Hoensbroek)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
schinken (Q039p Hoensbroek)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34490 |
een dag overslaan bij het leggen |
loven:
lø̄ǝvǝ (Q039p Hoensbroek)
|
[N 19, 36]
I-12
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (Q039p Hoensbroek)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
schaal deraf halen:
šāǝl drāf hǭlǝ (Q039p Hoensbroek),
schellen:
šęlǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|