e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eelt, eeltknobbel eelt: eelt (Hoensbroek, ... ), kwert: kwēēëte (Hoensbroek), zwel: (sjwēële) (Hoensbroek) eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat spatbel: špatbɛl (Hoensbroek) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een aanmerking maken afkeuren: aafkeure (Hoensbroek), berispen: berispen (Hoensbroek) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)] III-1-4
een aflaat verdienen aflaat verdienen: aafloat verdeene (Hoensbroek) Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een bevel opvolgen pareren (<lat.): WNT: pareeren (I), Uit lat. parêre, gehoorzamen, overgenomen in de rechtstaal en vandaar ook in ruimer gebruik. Van een bevel, eene opdracht enz. Het volvoeren, volbrengen, nakomen.  parere (Hoensbroek) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] III-3-1
een boterham smeren een boterham smeren: ən bōͅtram šmīərə (Hoensbroek) smeren [RND] III-2-3
een cadeau geven schenken: schinken (Hoensbroek) Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)] III-3-2
een dag overslaan bij het leggen loven: lø̄ǝvǝ (Hoensbroek) [N 19, 36] I-12
een ei ei: ē̜i̯ (Hoensbroek) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een ei afpellen schaal deraf halen: šāǝl drāf hǭlǝ (Hoensbroek), schellen: šęlǝ (Hoensbroek) Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b] I-12