30077 |
een muur uitloden |
een muur uitloden:
ēn mūr ūǝtlūǝdǝ (Q039p Hoensbroek)
|
De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b]
II-9
|
30085 |
een muur waterpassen |
een muur waterpassen:
ēn mūr wātǝrpasǝ (Q039p Hoensbroek),
waterpassen:
wātǝrpasǝ (Q039p Hoensbroek)
|
De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.]
II-9
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
a paar sjoon (Q039p Hoensbroek),
ee paar sjoon (Q039p Hoensbroek),
paar schjoon (Q039p Hoensbroek),
paar sjoon (Q039p Hoensbroek)
|
schoenen, paar ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18337 |
een paar sokken |
een paar sokken:
e paar zökke (Q039p Hoensbroek),
ee paar zökke (Q039p Hoensbroek),
sokken:
zökke (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝšlǫa (Q039p Hoensbroek)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
21656 |
een prijs vragen |
vragen (voor):
wat vraogs-te der vūūr (Q039p Hoensbroek)
|
aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22357 |
een priktol bovenhands uitwerpen |
kampen:
kampen (Q039p Hoensbroek)
|
Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
gaffel (mest):
gafǝl (Q039p Hoensbroek)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
23699 |
een rozenhoedje bidden |
zich de rozenkrans beden:
(zich) inne roeëzekrans (beëne) (Q039p Hoensbroek)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
spel (Q039p Hoensbroek)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|