e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inmaakpot kroeg: voor boter, tomaten, bonenenz. groot  krux (Hoepertingen), kroegje: voor boter, tomaten, bonenenz. klein  kryxskə (Hoepertingen) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
innemen innemen: ęjnnajmǝ (Hoepertingen), kleiner maken: klødęr mokǝ (Hoepertingen) Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW] II-7
inschieten inschieten: ensxiǝtǝ (Hoepertingen), ēnsxītǝ (Hoepertingen) Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1
inslaan, van de bliksem gezegd de bliksem is gevallen: də bliksəm es gəvələ (Hoepertingen) inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4
inspannen inspannen: ęi̯.nspanǝ (Hoepertingen), voorspannen: vø̜rspanǝ (Hoepertingen) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
instapgreep handgreep: hant˲grēp (Hoepertingen) Elk van de ijzeren greep naast de deur van het rijtuig, die het instappen vergemakkelijken. [N 101, 19] I-13
introïtus intredelied: intredelied (Hoepertingen) De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)] III-3-3
inzet bij het spel pot: pot (Hoepertingen) het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)] III-3-2
inzouten zouten: za‧tə (Hoepertingen) zouten [ZND 08 (1925)] III-2-3
iris oogappel: oagappel (Hoepertingen) Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)] III-1-1