21266 |
koning |
koning:
keuning (P188p Hoepertingen),
keuningk (P188p Hoepertingen),
kuining (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
köning (P188p Hoepertingen),
kø.yneŋ (P188p Hoepertingen),
kø[i}niŋ (P188p Hoepertingen),
køniŋ (P188p Hoepertingen)
|
een koning [ZND A2 (1940sq)] || koning [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
bruid:
ich heb de brauwd van de hattes bedeejen (P188p Hoepertingen),
koning en dame:
ich hêb hatte köning en dam beteên (P188p Hoepertingen)
|
Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22812 |
koning in het kaartspel |
koning:
keuening (P188p Hoepertingen),
er staat: köning - keujening - kuîjening: tussen de drie
köning (P188p Hoepertingen)
|
Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
28400 |
koningin |
koningin:
køjnegen (P188p Hoepertingen),
kø̜w.neŋgin (P188p Hoepertingen)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|
19416 |
kookkachel, fornuis |
fornuis:
fərnɛi̯s (P188p Hoepertingen)
|
fornuis [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
19526 |
kookpot |
marmiet:
voor grote ijzeren of aluminium kookketel
mərmit (P188p Hoepertingen)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33546 |
kool, algemeen: een krop kool |
kabuis:
kəbōͅəs (P188p Hoepertingen)
|
krop kool [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24192 |
koolmees, mees |
keeskeit:
keeskèət (P188p Hoepertingen),
ki‧jəskɛjət (P188p Hoepertingen),
kuskeiət (P188p Hoepertingen)
|
mees [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)]
III-4-1
|
33233 |
koolraap (ondergronds) |
raapkolen:
ruǫpkø̜i̯l (P188p Hoepertingen)
|
Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b]
I-5
|
33234 |
koolrabi, koolraap-boven-de-grond |
raapkool:
[raapkool] (P188p Hoepertingen)
|
Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|