e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laten wijden autowijden: autowije (Hoepertingen), huis inzegenen: hoas einzegene (Hoepertingen) Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
latierboom box (e.): boks (Hoepertingen) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
leefnet leefnet: leefnet (Hoepertingen) het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)] III-3-2
leeftijd, ouderdom ouderdom: aadərdóm (Hoepertingen), aderdom (Hoepertingen) ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot kwaad: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  kaaə neuət (Hoepertingen), leeg: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  leeg beukeneutje (Hoepertingen), leege beukə (Hoepertingen) loze noot [ZND 30 (1939)] III-2-3
leeglopen leeg zijn: lɛjx ˲zɛn (Hoepertingen) Het over elkaar gaan van de molenstenen zonder graan. De stenen kunnen dan sneller gaan draaien waardoor het gevaar ontstaat dat de molen heet loopt. [N O, 34o; Vds 116; Jan 260; Coe 142; Grof 167; N O, 36e] II-3
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  leegleupper (Hoepertingen), leegloopər (Hoepertingen), leeglouper (Hoepertingen), legloeper (Hoepertingen), lɛjxløjpər (Hoepertingen), rondloper: ook materiaal znd 30, 4  rondleuper (Hoepertingen) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leem, pijpaarde leem: ps. of letterlijk overnemen: le:jm?  lēͅjm (Hoepertingen) leem [ZND 01 (1922)] III-4-4
leep, doortrapt geslepen: gəslējpə (Hoepertingen), handig: goede betekenis  heͅnex (Hoepertingen) leep, doortrapt [ZND 01 (1922)] III-1-4
leerrede homilie (<gr.): homilie (Hoepertingen) Een leerrede, een tekstverklarende preek, homilie. [N 96B (1989)] III-3-3