e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leest leest: les (Hoepertingen), lę̄ǝs (Hoepertingen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: een ljoeəf (Hoepertingen), ene lEh(ii)(w) (Hoepertingen), enne jloəf (Hoepertingen), inne liooəf (Hoepertingen), ljuwəf (Hoepertingen, ... ), ən luufed (Hoepertingen), ɛnnə ljoof (Hoepertingen) leeuw [GTRP (1980-1995)] || Leeuw. [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] III-3-2
leeuwenbek gaapmuiltje: -  gaopmuiəlkes (Hoepertingen), goapmuilkes (Hoepertingen) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3
leewater leewater: lęi̯wętǝr (Hoepertingen), veulensziekte: vøi̯lǝsziktǝ (Hoepertingen) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
lege eerste koe muntige koe: mø̄ntǝgǝ [koe] (Hoepertingen) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: laegə (Hoepertingen), legə (Hoepertingen) leggen [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
legger ligger: ligǝr (Hoepertingen) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] I-9
legnest nest: nęi̯s (Hoepertingen) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei(en) lei(en): leie (Hoepertingen, ... ) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
leiden leiden: lei̯ǝ (Hoepertingen), lɛi̯ǝ (Hoepertingen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11