e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
marmer malver: ps. omgespeld volgens IPA.  mɛləvər (Hoepertingen, ... ), marmer: mermere beeld (Hoepertingen) marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] || marmeren beeld [ZND 21 (1936)] III-4-4
marmeren beeld beeld: mermere beeld (Hoepertingen) Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)] III-3-2
martelen martelen: matələ (Hoepertingen) martelen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
marter fluwijn: steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  flywɛ.jn (Hoepertingen) steenmarter [ZND 07 (1924)] III-4-2
masker mombakkes: moembakkes (Hoepertingen), mumbakəs (Hoepertingen) Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Masker. [ZND 01 (1922)] III-3-2
masteluin mastran: mǝstrān (Hoepertingen), witkoren: wet[koren] (Hoepertingen) Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26] I-4
mathaak zichtlat: [zicht]lat (Hoepertingen) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
mayonaise mayonaise: màjónéés (Hoepertingen) mayonaise [RND] III-2-3
mazelen mazeren: maozere (Hoepertingen), mowgərə (Hoepertingen) de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)] || mazelen [ZND 01 (1922)] III-1-2
medaillon medaille: ən goo medaoəle (Hoepertingen) een gouden medaille [ZND 38 (1942)] III-1-3