34048 |
mestkalf |
vetkalf:
vɛt[kalf] (P188p Hoepertingen)
|
Kalf dat gehouden wordt voor de slacht. Woordtypen als kistkalf, hokkalf, plankkalf duiden op een kalf dat vet gemest wordt in een kist of box. Zie voor de fonetische documentatie van (kalf)en (kalfje) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75b; N 3A, 76; N C, 8; S 14; monogr.]
I-11
|
24335 |
mestkever |
strontvlieg:
strontvli:g (P188p Hoepertingen)
|
mestkever [ZND 14 (1926)]
III-4-2
|
33622 |
mestvaalt |
mesthof:
meͅi.stoͅf (P188p Hoepertingen),
mesthoop:
meͅi.shoͅup (P188p Hoepertingen),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
meishoop (P188p Hoepertingen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)]
I-7
|
34364 |
mestvarken |
vetvarken:
vętfɛ.rǝkǝ (P188p Hoepertingen)
|
Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.]
I-12
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
bet de schaal rondgaan:
bè de schoal rondgoan (P188p Hoepertingen)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
stoten:
stou̯tǝ (P188p Hoepertingen)
|
[N 19, 75]
I-12
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(een) smalle stand (hebben):
smǝlǝ stant (P188p Hoepertingen),
op een lijn gaan:
ǫp ǝn lęi̯n gǫn (P188p Hoepertingen)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) brede stand:
breǝ stant (P188p Hoepertingen)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
33176 |
met de schop poten, kuiltjes maken |
planten:
[planten] (P188p Hoepertingen)
|
Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.]
I-5
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
dabben:
dabǝ (P188p Hoepertingen)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|