e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middennaafbanden dombanden: dumbɛ̄n (Hoepertingen) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middengang: middegank (Hoepertingen, ... ) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenrif middenrif: midderif (Hoepertingen) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)] III-1-1
middenschip middenbeuk: middebeuk (Hoepertingen, ... ) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mier moeremet: moeremet (Hoepertingen), murəmɛt (Hoepertingen), ook in ZND 08, 152a  murəmɛt (Hoepertingen) mier [ZND 01 (1922)] || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] || mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] III-4-2
mierenei ei van een muremet: eə van n murəmɛt (Hoepertingen) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop moeremettennest: murəmɛtəneəs (Hoepertingen) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Hoepertingen) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mik vatsje: [sic]; [Met tekening].  vatsjen (Hoepertingen) een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik] [N 112 (2006)] III-3-2
mikken mikken: mikke (Hoepertingen), mikə (Hoepertingen), ogen: öygə (Hoepertingen) lonken (mikken) [RND] || Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] III-3-2