18295 |
pantoffel |
slof:
eene sloef (P188p Hoepertingen),
inne sloef (P188p Hoepertingen)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
21126 |
papier |
papier:
papier froemmele (P188p Hoepertingen),
papier opeenpitsen (P188p Hoepertingen),
papier verfroemmele (P188p Hoepertingen)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
17551 |
papperig, opgeblazen persoon |
pappens:
pappens (P188p Hoepertingen)
|
Opgeblazen van lijf (pafferig, pappetig, poesterig, opgezwollen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
eene parapluj (P188p Hoepertingen),
inne parapluu (P188p Hoepertingen),
perəply (P188p Hoepertingen)
|
paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
18395 |
parel |
parel:
pjaal (P188p Hoepertingen),
pjā:l (P188p Hoepertingen)
|
parel [ZND A1 (1940sq)] || Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pōͅərə (P188p Hoepertingen)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
18406 |
parfum |
reuk:
reuk (P188p Hoepertingen)
|
Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
`gemeente met pastoor`
een paroekie (P188p Hoepertingen),
`kerkelijke gemeente met pastoor; `ik zal het in m`n parochie slagen`, bet.: ik zal het opeten met haast.`
z. toel. (P188p Hoepertingen)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kiekje:
kikskǝ (P188p Hoepertingen)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
23231 |
pasen |
pasen:
pôsche valt louət (P188p Hoepertingen)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|