e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasgeboren kalf nuchter kalfje: nøu̯.xtǝr [kalfje] (Hoepertingen) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pasklaar in de mik: ęn dǝ mek (Hoepertingen) Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW] II-7
passement galon: galon (Hoepertingen) Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
passen goed mikken: het mik guwt (Hoepertingen), mikken: mikke (Hoepertingen) Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] III-1-3
pastoor pastoor (<lat.): pəstuur (Hoepertingen), m  də pəsto:ər (Hoepertingen) pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3
pateen pateen (<fr.): pateen (Hoepertingen) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ.ətər (Hoepertingen) pater [RND] III-3-3
patroon, dessin dessin: døsaj (Hoepertingen) Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW] II-7
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): eene patroân (Hoepertingen), eene patrôon (Hoepertingen), baas (m)  inne patron (Hoepertingen), baas = mannelijk  z. toel. (Hoepertingen), heilige (m)  inne patroon (Hoepertingen), heilige = mannelijk  z. toel. (Hoepertingen), model = onzijdig  z. toel. (Hoepertingen) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] || In het Nederlands heeft patroon drie betekenissen: een heilige, een model (bij naaisters) en een baas; welke heeft het in uw dialect en welk geslacht heeft het in elk van die betekenissen? [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: de poos (Hoepertingen), de poâs (Hoepertingen), po[u}s (Hoepertingen) De paus. [ZND 40 (1942)] || Een paus. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3