22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsdagen:
ijsdagen (P188p Hoepertingen)
|
de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
geen gemakkelijke:
da is ginne gemekkelijke (P188p Hoepertingen)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pjersel:
pja:səl (P188p Hoepertingen),
pjasəl (P188p Hoepertingen)
|
[ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
wilweie:
weljwē̜i̯ (P188p Hoepertingen)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P188p Hoepertingen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pētərsil (P188p Hoepertingen),
peͅitərsel (P188p Hoepertingen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
19547 |
petroleumlamp |
pètrole-lamp:
pətroͅllamp (P188p Hoepertingen),
quinquet:
petroleumlamp
ke͂nke (P188p Hoepertingen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21063 |
peul |
peul:
paeoəl (P188p Hoepertingen),
puələ (P188p Hoepertingen),
schaal:
schoâl (P188p Hoepertingen)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
peul:
paoəl (P188p Hoepertingen),
puələ (P188p Hoepertingen),
schaal:
schoâl (P188p Hoepertingen),
sxuəl (P188p Hoepertingen)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
poâle (P188p Hoepertingen),
puələ (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|