e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pottenbakker pottenbakker: pǫtǝbakǝr (Hoepertingen) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8
poulie poulie: pulī (Hoepertingen) De onderste poulie van het luiwerk van een watermolen die in verbinding staat met het groot kamrad. Zie ook afb. 76 en de toelichting bij het lemma ɛluiwerk, zakkentrekkerɛ. De opgaven poulie (P 119, P 120, P 177a, P 187, P 188, Q 77, Q 78, Q 159, Q 160, Q 160a, Q 164), houten poulie (P 187), wiel (Q 160), giet (P 119), rad bet een kant (P 176) en rad (P 195) zijn ook van toepassing op de bovenste poulie van het luiwerk in een watermolen. Zie ook afb. 76. Het woordtype ritsel (Q 39) duidt mogelijkerwijs een kam- of tandwiel aan.' [Jan 229; Coe 205; Grof 233; A 42A, 46] II-3
praam praam: prǫǝm (Hoepertingen), proom: pruom (Hoepertingen) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
predikant predikant (<lat.): predikant (Hoepertingen) De predikant, prediker, degene die de preek houdt. [N 96B (1989)] III-3-3
preek preek: prèèk (Hoepertingen) De predikatie, de preek [preek, prèèk, preëdich?]. [N 96B (1989)] III-3-3
preekstoel preekstoel: preekstoel (Hoepertingen, ... ) De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
prei poor: pour (Hoepertingen, ... ), puə.r (Hoepertingen) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)] I-7
preken preken: prèke (Hoepertingen) Preken, prediken [preeke, prèèke, preëdieje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
prent(je) beeld(je): en schou biltje (Hoepertingen), puntje onder de t  bilṭə (Hoepertingen) Beeldje. [ZND 01 (1922)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2
priesterkoor koor: koor (Hoepertingen, ... ) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3