23307 |
priestersteek met ronde luifel |
pastoorshoed:
pastoorshoed (P188p Hoepertingen)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prɛ.is (P188p Hoepertingen)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrǭǝt (P188p Hoepertingen)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
dop (P188p Hoepertingen)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
21515 |
proces-verbaal |
proces-verbaal:
djə kreͅgə prəsɛjəs vərboəl (P188p Hoepertingen)
|
Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
17742 |
proeven |
proeven:
pryvə (P188p Hoepertingen)
|
proeven [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
van de occaoəse profitieəre (P188p Hoepertingen),
#NAME?
heeje profiteert goed van da (P188p Hoepertingen)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
stoefen:
stoefe (P188p Hoepertingen)
|
Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plom (P188p Hoepertingen)
|
Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
22310 |
proppenschieter |
klotstoet:
klotstoeət (P188p Hoepertingen)
|
Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|