e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
salueren salueren (<fr.): salueren (Hoepertingen) groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)] III-3-1
samenspannen beteenspannen: dij spanne beteeən (Hoepertingen), dijj twie spannen beteeən (Hoepertingen), dijə twie spanne beteeən (Hoepertingen), beteenvallen: dei twie vallə bəteejən (Hoepertingen), die twee vallə beteeijən (Hoepertingen), meedoen: mijdu.n (Hoepertingen) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] || heulen (met iemand -) [ZND 01 (1922)] III-3-1
sanctus sanctus (lat.): sanctus (Hoepertingen) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
satijn satijn: satęjn (Hoepertingen) Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.] II-7
satinet satinet: satinet (Hoepertingen) Katoenen, geglansd satijnweefsel; ook half wol, half katoen. [N 62, 80b; N 62, 80a; MW] II-7
saus saus: saows (Hoepertingen) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooi: səvoiə (Hoepertingen), savooikool: sevoi køͅil (Hoepertingen) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] I-7
scapulier scapulier: sgabəli‧jər (Hoepertingen), skabelier (Hoepertingen) Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)] || Schapulier. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schaafafval schavelingen: sxǭvǝleŋǝ (Hoepertingen) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaal schaal: skuəl (Hoepertingen) schaal; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1