e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schafttijd caf: kafə (Hoepertingen) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: ska͂n (Hoepertingen), təzənschā‧n (Hoepertingen) Een schande. [ZND A1 (1940sq)] || t Is een schande. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schapen hoeden hoeden: hyǝ (Hoepertingen) Bedoeld wordt het laten grazen van de schapen, terwijl men ze bijeenhoudt. [N 77, 49; N 78, P 188 add.; monogr.] I-12
schapen naar de graasplaats leiden drijven: dręi̯vǝ (Hoepertingen) [N 77, 51] I-12
schapestal, schaapskooi schaapsstal: sxops[stal] (Hoepertingen) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharrelen dabben: dabǝ (Hoepertingen), scharren: skęǝrǝ (Hoepertingen) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede van de koe lijf: lɛ̄ǝf (Hoepertingen) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel scheel (bn.): sxijəl (Hoepertingen) Hij ziet scheel. [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheel zien scheel kijken: kik scheel (Hoepertingen) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)] III-1-1
scheen scheen: scheen (Hoepertingen), sxējn (Hoepertingen) De scheen (voorste deel van het been). [ZND 06 (1924)] || de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1