22743 |
trekharmonica |
harmonica:
armoəneka (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
haməwnika (P188p Hoepertingen),
harmonika (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
hərmonika (P188p Hoepertingen)
|
Harmonica. [ZND 01 (1922)] || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
17898 |
trekken |
trekken:
treKKə (P188p Hoepertingen),
trekǝ (P188p Hoepertingen),
trekə (P188p Hoepertingen)
|
Te nauw zijn van een kledingstuk of een onderdeel daarvan. [N 62, 26b] || trekken [ZND A1 (1940sq)] || wij trekken [ZND 08 (1925)]
II-7, III-1-2
|
31700 |
trekzaag, boomzaag |
kortzaag:
kǫt˲zǭx (P188p Hoepertingen),
kortzeeg:
kǫt˲zīǝx (P188p Hoepertingen)
|
Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 à 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
19362 |
treuzelaar |
fots-pin:
wa ən futspin (P188p Hoepertingen)
|
Wat een treuzelaar! [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
18934 |
treuzelen |
luieriken:
he zit te leuerikken (P188p Hoepertingen),
semmelen:
ə zit du‧we tə seͅmələ (P188p Hoepertingen),
tammelen:
ijə zit du.ə te tammelen (P188p Hoepertingen),
tammelen (P188p Hoepertingen)
|
Hij zit daar te sammelen (dralen, langzaam en aarzelend praten of handelen). [ZND 06 (1924)] || Hij zit daar te treuzelen (talmen, zeer langzaam handelen). [ZND 08 (1925)] || wat zegt ge van iem. die zeer langzaam werkt ? Hij zit daar te ... (sammelen, teuten, nisselen, enz.) [ZND 42 (1943)]
III-1-4
|
28808 |
tricot |
tricot:
tricot (P188p Hoepertingen)
|
Machinaal gebreide stof voor kousen, onderbroeken, borstrokken, lijfjes enz. gebruikt (Van Dale, pag. 2986). [N 62, 88; N 62, 75c; MW]
II-7
|
22393 |
troef |
troef:
en trūf (P188p Hoepertingen),
troef (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
trōēf (P188p Hoepertingen)
|
Een troef. [ZND A2 (1940sq)] || Troef: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Troef: Harten is troef. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
34300 |
troep biggen in het algemeen |
nest:
nei̯s (P188p Hoepertingen)
|
In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.]
I-12
|
22394 |
troeven |
troeven:
troeve (P188p Hoepertingen)
|
met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22861 |
trommeltje |
trommeltje:
tryməlkə (P188p Hoepertingen)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|