e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trommelzucht oplopen: ǫplǫu̯pǝ (Hoepertingen) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
trompet trompet: trompet (Hoepertingen) het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)] III-3-2
trouwen trouwen: trouwe (Hoepertingen) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)] III-2-2
trouwpak trouwkostuum: troukəstym (Hoepertingen) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui gestrikte bloes: gəstriktə blu:s (Hoepertingen), wambuis: wa:məs (Hoepertingen) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuberculose pokken: pǫkǝ (Hoepertingen), tering: tering (Hoepertingen) Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] || Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, tbc, teebee). [N 107 (2001)] I-11, III-1-2
tuierhamer tuierhamel: tø̄ǝrhǫǝmǝl (Hoepertingen) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal tuierpaal: tø̄ǝrpuǝl (Hoepertingen), tuierpilot: tø̜i̯ǝrplǫt (Hoepertingen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuiertouw, tuierketting tuierkettel: tøi̯ǝrkɛtǝl (Hoepertingen) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuiertuig tuiergetuig: tø̄ǝrgǝtēx (Hoepertingen) Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h] I-11