e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3594
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dolle kervel wilde kelver: wi‧jlə kɛlləvər (Hoepertingen), wilde kervel: weljǝ kęrvǝl (Hoepertingen) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
donderbeestje donderbeestje: donderbèskes (Hoepertingen) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen donderen: doͅndərə (Hoepertingen, ... ), hommelen: humələ (Hoepertingen) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: (mv.).  dondərk^p (Hoepertingen), donderwolk: donderwolk (Hoepertingen) donderwolk [ZND 33 (1940)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dondər (Hoepertingen, ... ), dən doͅndər (Hoepertingen) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker worden, duisteren de avond valt: den ovənd vielt (Hoepertingen), donker worden: t jond doenkel (Hoepertingen) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
donkerbruine koe muis: moǝs (Hoepertingen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dons, nestveren duivelshaar: duvelshaar (Hoepertingen), haartje: haarkens (Hoepertingen) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (bn.) dood: dout (Hoepertingen), dòwt (Hoepertingen) dood (bn) [ZND A2 (1940sq)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  dòt (Hoepertingen) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2