e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3594
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopvont doopvont: doopvont (Hoepertingen, ... ), doͅupfo.nt (Hoepertingen), ook döpvont  dujpvont (Hoepertingen) doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01 (1922)] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater wijwater: wijewetter (Hoepertingen, ... ) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door water het lopen met schoeisel aan pletsen: pletsen (Hoepertingen) Met schoenen of klompen door het water lopen (dabberen, platsen, smodderen, plensen). [N 109 (2001)] III-1-2
doordeweekse kleren `s werkendaagse kleren: swɛrkəndoͅxsə kleər (Hoepertingen) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordeweekse mis leesmis: leesmès (Hoepertingen) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doorn, stekel doorn (mv.): džuoͅn (Hoepertingen) doornen [RND] III-4-3
doornenkroon doornenkroon: sjonnekroon (Hoepertingen) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doorschieter doorschieten: doorschieten (Hoepertingen) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
doorslaan pikeren: pikējrǝ (Hoepertingen) Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6] II-7
dopen dopen: doejpə (Hoepertingen), döypə (Hoepertingen), gedoopt worden: chədöp (Hoepertingen), loten: luətə (Hoepertingen), weken: wei̯kə (Hoepertingen) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [ZND 01 (1922)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3