e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3594
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drachtige merrie vol: vǭ.l (Hoepertingen), volle merre: vǭl męrǝ (Hoepertingen) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten draden: dryjə (Hoepertingen), ringen/randen: reͅŋ (Hoepertingen) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: draoge (Hoepertingen), draoogen (Hoepertingen), draoəgen (Hoepertingen), droͅ.gə (Hoepertingen) dragen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
draven draven: drǭvǝ (Hoepertingen) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: draef (Hoepertingen) dreef [ZND 01 (1922)] III-3-1
dries dries: dris (Hoepertingen), galgendries: galgǝndris (Hoepertingen) In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.] I-8
driespeen koe bet drie demen: kǫu̯ be drɛi̯ dømǝ (Hoepertingen), lamme uier: lǫǝmǝn ø̄ǝr (Hoepertingen) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117] I-11
driftig lopen kwaad lopen: koad (Hoepertingen) Driftig lopen (giftig, gejaagd, kwaad). [N 109 (2001)] III-1-2
drijftol dop: dop (Hoepertingen), doͅp (Hoepertingen), /  dop (Hoepertingen) / [SND (2006)] || Drijftol. [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)] III-3-2
dringen dringelen: drengele (Hoepertingen), dringen: dreiŋə (Hoepertingen) dringen [ZND A1 (1940sq)] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)] III-1-2