| 32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (P188p Hoepertingen)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
| 19381 |
gewelf |
gewelf:
gewelf (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
plafond:
plafōŋ (P188p Hoepertingen)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
| 26649 |
gewichten |
gewichtstenen:
gǝwīxstɛjn (P188p Hoepertingen)
|
De gewichten van de bascule moesten jaarlijks geijkt worden door een overheidsfunctionaris. Zie ook het lemma ɛijkenɛ. Elke molenaar had gewichten van 20, 10, 5, 2, 1 en 0,5 kg.' [Coe 261; Grof 286]
II-3
|
| 33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜r (P188p Hoepertingen),
spø̜rǝ (P188p Hoepertingen)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
| 17564 |
gewricht |
knook:
knyjək (P188p Hoepertingen)
|
gewricht [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
| 17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakəs (P188p Hoepertingen),
muil:
mowl (P188p Hoepertingen),
smoel:
smu.l (P188p Hoepertingen),
smul (P188p Hoepertingen),
snuit:
lang sno.ət (P188p Hoepertingen)
|
bakkes [ZND 01 (1922)] || muil (M.) [ZND 01 (1922)] || Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] || viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
| 20327 |
gezin |
huishouden:
huishouden (P188p Hoepertingen)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
| 17970 |
gezond |
gezond zijn:
gezond (P188p Hoepertingen)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
| 23278 |
gezongen mis |
zangmis:
zankmès (P188p Hoepertingen)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 18038 |
gezwel |
gezwel:
i.e. dikke bobbel zonder gele puist.
gezwel (P188p Hoepertingen),
zweer:
indien met gele puist.
zweer (P188p Hoepertingen)
|
Gezwel (knobbel, knop, zweer). [N 109 (2001)]
III-1-2
|