33825 |
harmonisch van bouw |
geramasseerd:
gǝramǝsiǝrt (P188p Hoepertingen)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
24710 |
hars |
hars:
ha‧əs (P188p Hoepertingen),
lijm:
loejm (P188p Hoepertingen),
terpentijn:
terpetijn (P188p Hoepertingen)
|
hars [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
hat (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen,
P188p Hoepertingen)
|
Dat woord kwam uit zijn hart. [ZND 04 (1924)] || hart [RND], [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
hatte (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen,
P188p Hoepertingen),
hatte oeəs (P188p Hoepertingen)
|
Harten: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Harten: Harten is troef. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
18090 |
hartinfarct |
beslag:
besloag (P188p Hoepertingen)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (hartverlamming, beslag, infarct, attaque). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21458 |
haten |
haten:
haote (P188p Hoepertingen),
haoəte (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
haoəten (P188p Hoepertingen),
haoətə (P188p Hoepertingen),
owtə (P188p Hoepertingen)
|
Haten. [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hǭ.vǝr (P188p Hoepertingen)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33070 |
haverhok |
hopper:
hǫpǝl (P188p Hoepertingen),
hǫpǝr (P188p Hoepertingen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kī.s (P188p Hoepertingen
[(meestal 1)]
),
onderslag:
ǫndǝrslǭ.x (P188p Hoepertingen)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
26633 |
haverpletter |
pletteraar:
plɛtǝrēǝr (P188p Hoepertingen)
|
Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250]
II-3
|