33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
ęi̯nlęgǝ (P188p Hoepertingen)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19524 |
inmaakpot |
kroeg:
voor boter, tomaten, bonenenz. groot
krux (P188p Hoepertingen),
kroegje:
voor boter, tomaten, bonenenz. klein
kryxskə (P188p Hoepertingen)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
29109 |
innemen |
innemen:
ęjnnajmǝ (P188p Hoepertingen),
kleiner maken:
klødęr mokǝ (P188p Hoepertingen)
|
Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW]
II-7
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ensxiǝtǝ (P188p Hoepertingen),
ēnsxītǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
de bliksem is gevallen:
də bliksəm es gəvələ (P188p Hoepertingen)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
ęi̯.nspanǝ (P188p Hoepertingen),
voorspannen:
vø̜rspanǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
34658 |
instapgreep |
handgreep:
hant˲grēp (P188p Hoepertingen)
|
Elk van de ijzeren greep naast de deur van het rijtuig, die het instappen vergemakkelijken. [N 101, 19]
I-13
|
23605 |
introïtus |
intredelied:
intredelied (P188p Hoepertingen)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (P188p Hoepertingen)
|
het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
za‧tə (P188p Hoepertingen)
|
zouten [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|