e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
katholiek kalot (<fr.): ənne kalot (Hoepertingen), katholiek (<fr.): katəli‧k (Hoepertingen) Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)] || Katholiek. [ZND 01 (1922)] III-3-3
katoen katoen: katǫwǝn (Hoepertingen), kǝtown (Hoepertingen) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
kauw bonte kraai: bonte krij (Hoepertingen) kerkkauw [ZND 27 (1938)] III-4-1
kauwen hirken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  hiri.kə (Hoepertingen) kauwen [ZND 01u (1924)] III-2-3
kazuifel kazuifel: de kesuiəffel (Hoepertingen), kesuifel (Hoepertingen), n kasuifel (Hoepertingen), ə kazuiəfel (Hoepertingen) Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] || Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel keel: kiɛl (Hoepertingen), passage (fr.): pǝsōžǝ (Hoepertingen  [(keelgang)]  ), strot: struǝ.t (Hoepertingen) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot keel: kijəl (Hoepertingen), strot: stru.ut (Hoepertingen), stru.ət (Hoepertingen) een keel [ZND A1 (1940sq)] || Pak hem bij zijn strot (keel). [ZND 07 (1924)] || strot [RND] III-1-1
keelgat strot: stroat (Hoepertingen) Keelgat (keelkoet, keelluik, strot). [N 109 (2001)] III-1-1
keelketting, keelriem keelriem: kiɛlrīm (Hoepertingen) De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26] I-10
keelpijn keelpijn: ki.ilpɛ:in (Hoepertingen) keelpijn [RND] III-1-2