23213 |
katholiek |
kalot (<fr.):
ənne kalot (P188p Hoepertingen),
katholiek (<fr.):
katəli‧k (P188p Hoepertingen)
|
Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)] || Katholiek. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katǫwǝn (P188p Hoepertingen),
kǝtown (P188p Hoepertingen)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24179 |
kauw |
bonte kraai:
bonte krij (P188p Hoepertingen)
|
kerkkauw [ZND 27 (1938)]
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
hirken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
hiri.kə (P188p Hoepertingen)
|
kauwen [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
de kesuiəffel (P188p Hoepertingen),
kesuifel (P188p Hoepertingen),
n kasuifel (P188p Hoepertingen),
ə kazuiəfel (P188p Hoepertingen)
|
Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] || Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33781 |
keel |
keel:
kiɛl (P188p Hoepertingen),
passage (fr.):
pǝsōžǝ (P188p Hoepertingen
[(keelgang)]
),
strot:
struǝ.t (P188p Hoepertingen)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kijəl (P188p Hoepertingen),
strot:
stru.ut (P188p Hoepertingen),
stru.ət (P188p Hoepertingen)
|
een keel [ZND A1 (1940sq)] || Pak hem bij zijn strot (keel). [ZND 07 (1924)] || strot [RND]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
strot:
stroat (P188p Hoepertingen)
|
Keelgat (keelkoet, keelluik, strot). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33934 |
keelketting, keelriem |
keelriem:
kiɛlrīm (P188p Hoepertingen)
|
De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26]
I-10
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
ki.ilpɛ:in (P188p Hoepertingen)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|