e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3596
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beemd beemd: bɛm (Hoepertingen), meers: mi̯ø̄s (Hoepertingen) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8
beemden beemden: bɛm (Hoepertingen) Aan de beek grenzende, vlakke en waterrijke stukken land. [Coe 46; Grof 42] II-3
been been: bein (Hoepertingen), bɛjən (Hoepertingen) been [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] III-1-1
been, beenderen been: bein (Hoepertingen) beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)] III-1-1
beenderen op het kerkhof been (mv.): znd 21, 009c  bein (Hoepertingen) beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)] III-2-2
beervoetigheid (het) zakt door: zak˱ dǫu̯.ǝr (Hoepertingen) Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b] I-9
beet slijt: slɛjǝt (Hoepertingen) De slijtage aan zowel de kammen van het aswiel als aan de staven van het rondsel. [N O, 14g; Jan 109; Coe 84; Grof 105; N O, 11o] II-3
beetje, een weinig kwakkel: kwakəl (Hoepertingen) onbepaalde kleine hoeveelheid (kwakkel) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
bef zeverlap: ze:vərlap (Hoepertingen) bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)] III-1-3
begeerlijk behebbelijk: bəhəbələk (Hoepertingen), hebbelijk: həbələk (Hoepertingen) begerig [ZND 01 (1922)] III-1-4