e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lampenpit wiek: wīk (Hoepertingen, ... ) De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1
land land: la:nt (Hoepertingen, ... ), laand (Hoepertingen), land (Hoepertingen) land [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-3-1
landauer landauer: landauer (Hoepertingen) Vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijk neerklapbare voor- en achterkap. Tegenwoordig wordt het nog wel eens als bruidswagen gebruikt. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 13; N G, 51; L 27, 33; monogr.] I-13
landerijen labeur: labø̄ǝr (Hoepertingen) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landrol wel: wɛl (Hoepertingen) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
landstreek streek: strejk (Hoepertingen) streek [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
lang leven lang leven: znd 30, 15;  laank lieəven (Hoepertingen), lang leəven (Hoepertingen), lank levə (Hoepertingen), lank leəvə (Hoepertingen) lang leven [ZND 30 (1939)] III-2-2
langboom van de wagen langwagel: lā.ŋkwǭ.gǝl (Hoepertingen) Lange dikke balk die de verbinding vormde tussen het voorstel en het achterstel van de langwagen. Via de lengte van de langboom kan de lengte van de langwagen bepaald worden. Op de langboom rusten de drie rongblokken van de wagen, waarop de rongen gezet konden worden ter ondersteuning van de zijwanden. De langboom steekt achteraan door een opening tussen het rongblok en het asblok en wordt daar verstevigd door de twee achterste tangarmen. Aan de voorzijde is de langboom door middel van een bout verbonden met het rongblok, de draaischijf, de zwik en het asblok, zodat het voorstel wendbaar is. [N 17, 44e; N G, 70b; JG 1b; JG 1d;monogr] I-13
lange broek lange broek: laŋ bruk (Hoepertingen) pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3
lange neus kapstok: kapstok (Hoepertingen), lange neus: lang naas (Hoepertingen), lang noas (Hoepertingen), lange snuit: lang snouwet (Hoepertingen), lange tromp: lang troemp (Hoepertingen) een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] III-1-1