e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden leiden: lei̯ǝ (Hoepertingen), lɛi̯ǝ (Hoepertingen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lemmer snede: snei̯ (Hoepertingen) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende leef: lɛjəf (Hoepertingen) lendenen [ZND 01 (1922)] III-1-1
lenen lenen: lɛ̄nə (Hoepertingen) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1
lengte lengte: lɛŋtǝ (Hoepertingen) Benaming voor een verticaal genomen maat, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als broeklengte, of voor een horizontaal genomen maat voor een verticaal deel van het kledingstuk, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als mouwlengte. [N 59, 47a, N 62, 2b] II-7
lenig lips: lips (Hoepertingen) Lenig (zwak, gezwank, lips). [N 109 (2001)] III-1-1
lente, voorjaar opgang: opgang (Hoepertingen), opgangk (Hoepertingen), ps. de tweede a staat wat hoger geschreven.  opgaank (Hoepertingen), ps. omgespeld volgens IPA; of gewoon overnemen: opga:nk?  opga͂nk (Hoepertingen) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel geslepen, een -: gesleeəpə (Hoepertingen), lepe, een -: leeəpe (Hoepertingen), slimme, een -: sləmme (Hoepertingen), vos: voəs (Hoepertingen) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
lepel leper: løpər (Hoepertingen) lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
leren leren: djet huin gu‧t gelju‧wət endjə zɛjt bro‧f gewes, djə maoch vrygər tos go‧ən as dander (Hoepertingen), zièthö:ntmètstegeljuetenzezè:idbrò:fchewès, zemó:chfrügertoscho[i}n (Hoepertingen) Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] III-3-1