e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3596
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bepleisteren beplaasteren: bǝplǫstǝrǝ (Hoepertingen), beplakken: bǝplakǝ (Hoepertingen) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
bergx berg: bɛrx (Hoepertingen), bergen (mv.): mv.!  bérrəch (Hoepertingen) berg [ZND A1 (1940sq)] || berg (bergen) [RND] III-4-4
bericht tijding: WNT: ting (IV), In het Vroeg-nieuwndl. verkort uit tîding. Tijding, bericht.  ig həb teng gekre.gə (Hoepertingen) Ik heb tijding (ting, teng, enz.) gekregen. [ZND 08 (1925)] III-3-1
beroerte beslag: besloag (Hoepertingen) Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, slag). [N 107 (2001)] III-1-2
berrie ber(r)e: bęrǝ (Hoepertingen), ber(r)en: bęrǝs (Hoepertingen) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
beschimmeld beschimmeld: bəsxəmeld (Hoepertingen), versmotst: vǝrsmuts (Hoepertingen) Beschimmeld, gezegd van meel. [Vds 162; Grof 180] || beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)] II-3, III-2-3
beschuit beschuit: 1a-m  bəskoewt (Hoepertingen), meschuit (Hoepertingen), məskoewt (Hoepertingen) beschuit [ZND 21 (1936)] III-2-3
besjes aan de aardappelplant kralenzaad: kruǝlǝzuǝt (Hoepertingen) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
besteken schenken: skeiŋkə (Hoepertingen), vieren: vieren (Hoepertingen, ... ) Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || schenken [ZND A1 (1940sq)] III-3-1, III-3-2
bestelde mis mis: mès (Hoepertingen) Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)] III-3-3