21745 |
mikken |
mikken:
mikke (P188p Hoepertingen),
mikə (P188p Hoepertingen),
ogen:
öygə (P188p Hoepertingen)
|
lonken (mikken) [RND] || Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
34112 |
miltkuilen |
miltkuilen:
mīltkǫǝlǝ (P188p Hoepertingen)
|
Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.]
I-11
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
znd 1 a-m
minderjuruch (P188p Hoepertingen)
|
minderjarig [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20460 |
minnaar |
aanhouder:
oanhager (P188p Hoepertingen)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
23304 |
mis |
mis:
mès (P188p Hoepertingen)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
mis bet een bijzondere intentie:
mès bè een biezondere intentie (P188p Hoepertingen)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
begrafenis:
begroafenis (P188p Hoepertingen)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23548 |
misboek op het altaar |
misboek:
mèsboek (P188p Hoepertingen)
|
Het grote misboek, missaal dat op een lezenaar op het altaar staat [misboek, mèsbook, mèsbóch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23271 |
misdienaar |
misdienaar:
misdienaar (P188p Hoepertingen),
mèsdiener (P188p Hoepertingen),
misdiender:
de meisdiender (P188p Hoepertingen),
inne meisdinder (P188p Hoepertingen)
|
Een koorknaap, misdienaar, misdiener [koeërjóng?]. [N 96B (1989)] || Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
23518 |
misintentie |
mis bet een bijzondere intentie:
mès bè een biezondere intentie (P188p Hoepertingen)
|
Een misintentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|