23538 |
miskleren |
miskleren:
mèskleer (P188p Hoepertingen)
|
De misgewaden, miskleren [miskleer, mèskleijer, getuug?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20177 |
miskraam |
misval:
misval (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Een miskraam krijgen (opslagen, omslaan). [N 115 (2003)] || Te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18141 |
mismaakt |
mismaakt:
mi.jəsmoͅk (P188p Hoepertingen),
mismoakt (P188p Hoepertingen)
|
het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)] || mismaakt [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
23532 |
missaal |
missaal:
missaal (P188p Hoepertingen)
|
Een kerkboek waarin de misgebeden zijn opgenomen [misboek, mèsbook, mèssebook, missaal?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23685 |
missie |
missie (<fr.):
missie (P188p Hoepertingen)
|
Een meerdaagse reeks preken, gebedsoefeningen e.d. die eens in de 10 jaar in de parochie werd gehouden ter heropwekking en verdieping van het geloof en ter bekering van zondaars [missie, volksmissie?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23394 |
missiekruis |
missiekruis:
missiekruis (P188p Hoepertingen)
|
Een groot kruisbeeld ter herinnering aan een in de parochie gepreekte missie [missiekruis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
domplucht:
doemplouch (P188p Hoepertingen),
dumploux (P188p Hoepertingen),
grijs merre:
enkel s morgens
grijs merre (P188p Hoepertingen),
mist:
mist (P188p Hoepertingen)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, nevel [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
23553 |
miswijn |
miswijn:
mèswijn (P188p Hoepertingen)
|
De miswijn [mèswien?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26389 |
modder |
moos:
mő̜ws (P188p Hoepertingen)
|
[Grof 46]
II-3
|
24929 |
modder, slijk |
faad:
fââd (P188p Hoepertingen),
modder:
modder (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
moos:
maus (P188p Hoepertingen),
mauws (P188p Hoepertingen),
pledder:
pledder (P188p Hoepertingen),
slijk:
slijk (P188p Hoepertingen)
|
modder, slijk [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|