34223 |
muilkorf voor kalveren |
muilkorf:
mǫǝlkørǝf (P188p Hoepertingen)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
17872 |
muilpeer |
kaakslag:
kaokslag (P188p Hoepertingen),
muilpeer:
mowlpi.jər (P188p Hoepertingen),
peer:
peeər (P188p Hoepertingen)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || muilpeer [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
moas (P188p Hoepertingen)
|
Muis van de hand: het onderste, vlezige deel van de duim (schenk). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
34069 |
muntige koe |
muntige koe:
mø̄u̯ntǝgǝ [koe] (P188p Hoepertingen)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
Oude vrouwen.
møts (P188p Hoepertingen),
Zonder klip.
muits (P188p Hoepertingen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
motsemmijt:
ps. omgespeld volgens IPA.
mjoͅtsəmeͅət* (P188p Hoepertingen)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)]
I-7
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (P188p Hoepertingen),
mūǝr (P188p Hoepertingen)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
23492 |
muurkapelletje |
kapelletje:
kapelleke (P188p Hoepertingen),
kappeleke (P188p Hoepertingen)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22751 |
muziek |
muziek:
məzīk (P188p Hoepertingen)
|
Muziek. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instrument (P188p Hoepertingen)
|
een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|