e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peul, dop (znw) peul: paoəl (Hoepertingen), puələ (Hoepertingen), schaal: schoâl (Hoepertingen), sxuəl (Hoepertingen) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: poâle (Hoepertingen), puələ (Hoepertingen, ... ) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulerwten kikkererwten: kieͅkərēͅ.rtə (Hoepertingen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulvruchten afhalen draden afdoen: dryje oͅəfdyn (Hoepertingen), stropen: stroͅj‧pə (Hoepertingen) bonen afhalen [ZND 01 (1922)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen peulen: puələ (Hoepertingen) erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
piekeren prakkiseren: heeje zit dowe te prakkezijre (Hoepertingen), speculeren: heje zit dao alted te spikeleeren (Hoepertingen), te spikkeleere (Hoepertingen) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
piepen tsjiepen: tšipǝ (Hoepertingen) Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12
pijl pijl: pijl (Hoepertingen) de dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht] [N 112 (2006)] III-3-2
pijn pijn: pɛ:in (Hoepertingen), pɛjn (Hoepertingen) pijn [RND], [ZND 08 (1925)] III-1-2
pijnscheut kramp: kramp (Hoepertingen) Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren, scheut, steek, kramp). [N 107 (2001)] III-1-2