33796 |
poot |
poot:
pǫu̯t (P188p Hoepertingen
[(mv pou̯tǝ)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
34019 |
poot omhoog |
voet-op:
vuǝt˱ ǫp (P188p Hoepertingen)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantaardappelen:
plãnt[aardappelen] (P188p Hoepertingen),
plantgoed:
plā.nt˲gut (P188p Hoepertingen),
pootgoed:
pou̯t˲gut (P188p Hoepertingen)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
22806 |
pop |
pop:
en poep (P188p Hoepertingen),
poep (P188p Hoepertingen),
kort
poep (P188p Hoepertingen)
|
Een pop. [ZND 40 (1942)] || pop [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
19849 |
porselein |
porselein:
porselein (P188p Hoepertingen),
pǫsǝlęjn (P188p Hoepertingen)
|
Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.]
II-8
|
21481 |
portemonnee, beurs |
beurs:
geldbeugel
bōͅs (P188p Hoepertingen),
blaas:
studiebeurs
bloͅəs (P188p Hoepertingen)
|
een beurs [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
22807 |
portret, foto |
portret (<fr.):
petreet (P188p Hoepertingen),
portret (P188p Hoepertingen)
|
Portret. [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
21203 |
postbode |
facteur (fr.):
faktøyər (P188p Hoepertingen)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
postelein:
posəlɛjn (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
poͅsəlēͅə.n (P188p Hoepertingen)
|
[Goossens 1b (1960)]postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)]
I-7
|
33171 |
poten |
planten:
pla.ntǝ (P188p Hoepertingen),
plā.ntǝ (P188p Hoepertingen),
voeten:
vyi̯t (P188p Hoepertingen)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|